Inleiding Deze spinnen lijken erg veel op de hooiwagens (familie Opiliones). Beide hebben ze zeer lange poten. Het verschil tussen deze twee orden is dat het lichaam van een trilspin uit twee gedeelten bestaat en die van een hooiwagen versmolten zijn tot een lichaam. De trilspin zit een rommelig ruimtelijk web terwijl de hooiwagen geen web maakt. Trilspinnen leven in huizen en gebouwen. Aan het einde van de zomer en in de herfst zijn deze spinnen in grote hoeveelheden binnenshuis aan te treffen. Ze maken hun ruimteluik web vaak in de hoek van een kamer. Ze zijn ook veelvuldig in de kelder of onder het huis te vinden. Vandaar dat ze ook wel kelderspin worden genoemd. Als de spin gestoord wordt beginnen ze heftig te bewegen. Een vijand wordt op deze manier afgeschrikt. In Noordwest Europa komen in deze familie drie genera voor: Pholcus phalangioides (algemeen), Pholcus opilionoides de kleinere variant, Holocnemus pluchei en Psilochorus simoni (zeldzaam). Er gaan geruchten dat deze spin het meest
giftige vergif bezit van alle spinnen. Omdat de kaken van deze spin te
klein en te zwak zijn om de menselijke huid te doorboren is het geen
dodelijke spin voor de mens. Bijna alle spinnen gebruiken gif om hun prooi
te doden maar het is niet giftig voor ons.
|
Male Pholcus phalangioides |
Hoe zien trilspinnen eruit? De trilspinnen hebben een zeer eenvoudige structuur. Ze worden daarom geklasseerd tussen de zes-ogige en acht-ogige spinnen. De interne structuur van de vrouwelijke genitaliën is identiek aan de zes-ogige spinnen. Het paringgedrag is hier ook aan gelijk. Maar ze hebben acht ogen. De spin kan eenvoudig worden herkend aan het kleine lichaam en de zeer lange poten. Ze hebben vier paar poten. Het eerst paar poten is vijf en een half keer zo lang als het lichaam. De poten hebben geen stekel maar lange stijve haren. Het kniesegment is veel donkerder dan de rest van de poot. Haar gifkaken zijn klein, te klein om de menselijke huid te doorboren en ze worden ook niet gebruikt bij het vangen van een prooi. Twee van de acht ogen zijn erg klein. Op de plaats van het hart, boven in het abdomen, is een donkere vlek. De spin moet net als alle andere spinnen regelmatig vervellen. |
Pholcus phalangioides |
Jachtmethoden en prooi
Trilspinnen hebben een speciale manier van jagen. Hun rommelige web is meer een plek om in te huizen dan om te vangen. De spin hangt ondersteboven in haar web. Als het web te verontreinigd raakt dan verlaat ze het en bouwt een nieuw web. Ze consumeert allerlei insecten zoals: vliegen, oorwormen, kevers en zelfs andere spinnen zoals de huisspin, wolfspinnen en springspinnen. Ze vangt bijna alle insecten in en rond het huis. Op deze manier regelt deze spin de insectenpopulatie. Ze leeft het hele jaar door en aan het einde van de winter valt ze zelfs soortgenoten aan als het aanbod van andere insecten gering is geworden.
Bovenstaande Pholcus opilionoides
spint alvast een draad om een klaar te zijn voor de spin die onder haar
langs een draad omhoogt kruipt. |
|
Hoe vangen deze relatief kleine spinnen hun prooi? In het algemeen gooit de spin spindraad over de prooi wat de prooi verstrikt. Als het slachtoffer bewegingsloos is geworden spint de spin de prooi helemaal in. Daarna maakt ze een gat in de bal en bijt met haar kleine kaken de prooi in de zachtere delen en brengt verterende enzymen in de wond waardoor de inhoud oplost. Grotere prooien worden vaak niet helemaal leeggezogen en worden half opgegeten achtergelaten. | |
Als in de winter de insectenpopulatie bijna verdwenen is verlaat de spin haar web en gaat op jacht in het huis. De lange poten van de spin bewijzen nu haar nut. Als ze een web van een andere spin tegenkomt doet ze of ze een prooi is. Ze tikt met een poot tegen het web waardoor de spin in het web gealarmeerd wordt. Als deze op de verwachte prooi afrent om deze te grijpen wordt ze zelf door de trilspin, die in het voordeel van de verassing is, overweldigd. Als er voldoende aanbod is eten trilspinnen elkaar niet op. Als daar in tegen in het voorjaar alles opgegeten is en de honger erg groot is wijken ze wel eens van deze gewoonte af en wordt er wel eens soortgenoot gedood. |
Pholcus phalangioides mannetje | Pholcus phalangioides mannetje |
Geslachtsverkeer
Het paringsritueel lijkt sterk op die van de zes-ogige spinnen. (Haplogynae). Het mannetje is geslachtsrijp als het een jaar oud is. Als het een geschikte partner gevonden heeft weeft het een klein webje wat hij onder zijn genitaliën plaatst. Door hierover te wrijven stimuleert hij zijn geslachtorganen waardoor en sperma vrijkomt. Met zijn palpen wordt het sperma opgezogen. Met gevulde palpen is het mannetje klaar voor zijn taak. Door met zijn hele lichaam tegen het web van het wijfje te trillen geeft hij te kennen dat hij geen prooi is maar een gewillig mannetje. Als het vrouwtje hem genaderd is streelt hij haar voorpoten waardoor ze zich snel gewonnen geeft. Beide palpen worden in haar genitaliën geplaatst. De copulatie kan uren duren. Tussendoor vult hij nog af en toe zijn palpen met sperma bij. Als alles goed gaat wordt het mannetje niet opgegeten en blijft in haar buurt tot hij dood gaat. Regelmatig zit er nog een mannetje in de buurt op zijn beurt te wachten tot zijn voorganger overleden is. Het vrouwtje kan drie jaar oud worden. Het mannetje leeft maar een jaar, copuleert en gaat dood.
Pholcus phalangioides met eitjes. |
Broedzorg
In tegenstelling tot de meeste spinnen kunnen trilspinnen het hele jaar jongen produceren. Je kan zelfs broedende trilspinnen midden in de winter aantreffen. De spin komt oorspronkelijk in de tropen voor en is niet gewend aan seizoenen. Ze worden daarom ook alleen binnenshuis aangetroffen.
De bevruchtte eitjes worden niet in een cocon gesponnen maar worden door een klein netje bijeengehouden wat het vrouwtje met haar kaken vasthoudt. Een pakketje bevat 20 tot 30 eitjes. Vlak voordat de eitjes uitkomen wordt het netje in het web gehangen. Vlak nadat ze uitgekomen zijn vervellen de spinnetjes al. Ze zijn doorzichtig en hebben korte poten. Ze blijven enkele vervellingen bij de moeder die ze transporteert tussen haar kaken. Als de spinnen hun jachttechnieken voldoende geoefend hebben met hun broers en zusters is hun voorraad in het lichaam opgeslagen voedsel ook opgeraakt. Ze verlaten het nest en beginnen voor zichzelf.
Vijanden
Trilspinnen hebben niet veel vijanden. Waarschijnlijk is de stofzuiger hun grootste vijand.
.
Holocnemus pluchei
Psilochorus simoni
Ed Nieuwenhuys, 11 mai 2022
28 maart 2010, 22 juli 2008, 21 November, 2002
Literatuur: Bryan Goethals, Werkgroep Inheemse Spinnen (WIS) Volume 1, number 3-4, 1997