Web en spindraad |
|
Spindraad is een buitengewoon materiaal dat zijn eigenschappen nog niet
volledig heeft prijs gegeven. Het bijzondere van spindraad is zijn enorme
sterkte.
Een spindraad met de straal van 3 cm zou een
op volle snelheid vliegende Boeing-747 kunnen stoppen.
Spindraad wordt geproduceerd door verschillende klieren en elke klier
produceert een bepaald type draad. Er zijn zeven klieren bij spinnen bekend maar
niet alle zeven komen in één spin tegelijk voor.
Glandula Aggregata produceert kleefmassa voor de spindraad.
Glandula Ampulleceae major en minor zijn voor de productie van loopdraden.
Glandula Pyriformes is voor de aanhechtingsdraden.
Glandula Aciniformes produceert draden voor het inkapselen van de prooi.
Glandula Tubiliformes levert de cocondraden.
Glandula Coronatae wordt gebruikt om draden voor de as van de kleefdraad te
produceren.
Het spinapparaat bestaat meestal uit drie paar spintepels met uitersten tussen de één en vier paar. Elk paar spintepels heeft zijn specifieke toepassing. In de spintepels bevinden zich buisjes die met de klieren verbonden zijn. Het aantal buisjes varieert van 2 tot meer dan 50.000.
Spintepels |
Het menselijk oog is in staat om objecten van 10 cm afstand te herkennen, die
ongeveer 0,25 mm groot zijn. De draden van een wielweb zijn gemiddeld 0.15 mm
dik. De dunste gemeten draad is slechts 0.02 mm. Alleen door de reflectie van
het zonlicht van de spindraad zijn we in staat de draad te onderscheiden.
Deze dunne draden zijn in staat een behoorlijke hommel in volle vlucht tegen
te houden.
De draad is niet alleen sterk maar ook zeer veerkrachtig. Door deze beide
eigenschappen breekt de draad niet snel.
Een draad van het web van de kruisspin Araneus diadematus kan 30 - 40%
opgerekt worden tot dit breekt. Bij staal is dat 8% en bij nylon ongeveer 20%.
In de foto rechts is een spindraad van de spin Stegodyphus sarasinorum te zien
die door de weeftechniek ver opgerekt kan worden. De oprekking in het plaatje
zijn 0 maal, 5 maal en 20 maal.
Fibroïne |
Oprekking van spindraad, 1, 5 en 20 maal. |
Waaruit bestaat spindraad eigenlijk? Het is een eiwit dat in de klier een
molecuulmassa heeft van ongeveer 30.000 D. Buiten de klier polymeriseert het tot
een molecuul, fibroïne genoemd, dat een molecuulmassa heeft van ongeveer
300.000. Het is nog niet bekend wat het polymerisatieproces op gang brengt. Het
spindraad bestaat voor bijna 100% uit eiwit. Waarom vergaat het dan niet zoals
alle eiwitten die verteerd worden door schimmels en bacteriën? Wij conserveren
eiwitten door koken, inzouten, drogen of aanzuren. Spindraad bevat drie stoffen
die van belang zijn voor de houdbaarheid: pyrolidine, kaliumwaterstoffosfaat en
kaliumnitraat. Pyrolidinen komen in vele vormen voor, bijvoorbeeld in
kleurstoffen en plantengiffen en ze zijn sterk hygroscopisch (wateraantrekkend).
Er wordt aangenomen dat deze stof voorkomt dat de draad indroogt. Pyrolidine
komt ook in hoge concentraties voor in de lijm van de vangdraden.
Kaliumwaterstoffosfaat zorgt voor een lage pH van ongeveer 4. Dit voorkomt
schimmel- en bacteriegroei. Een lage pH veroorzaakt echter uitvlokken van eiwit,
iets wat we bij zure melk kunnen waarnemen. Kaliumnitraat voorkomt het
uiteenvallen van de draad. De eiwitten zijn "ingezouten".
Wielwebspinnen recyclen het draad. Er gaat een redelijke hoeveelheid eiwit in
de productie van een web zitten en om elke dag een nieuw web te kunnen maken
eten diverse wielwebspinnen de draad op als het web te veel verwoest is. Alleen
de dragende draad van het web laten ze hangen. Vroeg in de morgen wordt het
nieuwe web weer opnieuw gemaakt.
Er worden twee groepen spinnen onderscheiden; de Cribellaten (kaardespinnen)
en de E-cribellaten. Het verschil tussen beide groepen zit hem in de spindraad
die zij produceren.
Cribellum van Aumaurobius similis (bg) |
Poot van een kaardespin |
Cribellate spinnen kammen de draad tot een wolachtige structuur. Hiervoor zijn zij uitgerust met een kam (calamistrum) op de metatarsus of de tarsus van de vierde poot en een extra spinselproducerend orgaan (cribellum) bij de spintepels. De kam trekt het spinsel uit het cribellum en kamt het tot een wollige draad. Door de structuur krijgt het een blauwige kleur. Het gekamde spinsel bestaat uit duizenden draadjes versterkt met enkele dikkere draden. De draden bevatten geen lijmstoffen maar de insecten raken met hun haren verward in de rommelige structuur. De dikkere draden zorgen ervoor dat het insect niet los kan breken.
Cribellate spin (13) |
E-cribellate spin (13) |
Toepassingen van spindraad
Spindraad werd voor allerlei toepassingen gebruikt. Polynesische vissers
gebruikten de draad van de Nephila als visdraad. In de Nieuwe Hebriden werd
spinnenweb gebruikt om er netjes van te maken om er speerpuntjes, tabak en zelf
gedroogd gif voor de speerpunten in te vervoeren. Enkele stammen uit
Nieuw-Guinea gebruiken webben als hoofdbedekking tegen de regen.
In de Tweede Wereldoorlog werden de draad van Araneus diadematus, Zilla
atrica, Argiope aurantia en van nog diverse andere wielwebspinnen gebruikt als
kruisdraad in meetapparatuur. De Amerikanen gebruikten de draad van de zwarte
weduwe (Latrodectus) in hun bomvizieren.
In 1709 demonstreerde een Fransman, Bon de Saint-Hilaire, dat het mogelijk was
om uit spinnendraad textiel te maken. Vele cocons werden gekookt, gewassen en
gedroogd en met fijne kammen werd de draad verzameld. Enkele sokken en
handschoenen werden hiermee geproduceerd. Een studie naar het economisch
rendement van deze methode wees uit dat dit nooit winstgevend zou worden. Er
werd berekend dat er 1.300.000 spinnen nodig waren om één kilo zijde te maken.
In Madagaskar zijn er zelfs pogingen ondernomen om Nephila's (gouden
wielwebspin) te melken om van de spindraad zijde te maken. Met de hand werd een
draad uit de spintepels getrokken en opgerold. Als de spin was uitgeput werd
deze teruggebracht naar het bos en werd een nieuwe spin gevangen. De zo gewonnen
zijde had een prachtige gouden kleur. Ook dit project werd afgebroken door de
vele praktische problemen. Tegenwoordig probeert men spindraad op grote schaal
na te maken.
|
|
Het web Er zijn diverse webben te onderscheiden. Matten, wielwebben, cocons, bekleding, schuilplaats. De bekendste is het wielweb. Hoe gaat de constructie van zo'n web in zijn werk? |
|
Web Araneus diadematus |
Het moeilijkste gedeelte van de constructie is de eerste constructiedraad. Dit is een stevige horizontale draad waaraan het web komt te hangen. Hoe krijgt een spin het voor elkaar om tussen twee takken een draad te spannen. Maakt zij de draad ergens vast en loopt zij, de draad achter zich afrollend, naar een andere plek en trekt de draad daar weer strak? De oplossing is eenvoudiger. De spin maakt gebruik van de luchtstroming en geluk.
|
|
|
|
|
|
De spin, in dit voorbeeld de Araneus diadematus,
onze kruisspin, laat een dunne kleverige draad met de wind meevoeren, deze
steeds langer makend. Als de draad ergens aan blijft plakken loopt zij er
voorzichtig over de draad naar de andere kant onderwijl de draad versterkend
met meer niet kleverig draad. Dit proces wordt herhaald tot de draad stevig
genoeg is. Daarna hangt de spin een losse draad in het web en maakt er een
Y-vorm van. Dit zijn de eerste drie radialen van het web. Nu is het raamwerk
klaar om de overige spaken te construeren. De spaken worden zover uit elkaar
gezet dat de spin de afstand nog net kan overbruggen. Daarna wordt een niet
kleverige spiraal gemaakt tussen de niet kleverige draden wordt uiteindelijk
een draad met kleverige druppeltjes gesponnen. Het web is klaar voor
gebruik. Niet elk web wordt op de beschreven wijze geconstrueerd. Er zijn diverse variaties van de webconstructie mogelijk. De foto van het web hierboven was gemaakt door de Y-vorm om te keren. De poot van de Y liep vanaf een 10 meter hogere elektriciteitsdraad naar beneden. |
|
Schuilplaats en wielweb van Singa nitidula | |
Naast het wielweb worden door spinnen andere vangnetten of vangdraden van zijde gemaakt. Een zeer bekende en zeer uitzonderlijke is die van de in de tropen voorkomende spin Deinopsis . Deze spant een web tussen de voorste poten en hangt met haar kop naar beneden te wachten tot er een insect onder haar doorloopt. Dan slaat zij het web over de prooi heen die daarin verstrikt raakt. Foto Greg Anderson |
|
Deinopsis met een vangnet gespannen tussen haar voorpoten | |
Ook de Bolas-spin, Ordgarius magnificus , heeft een aparte vangtechniek. Zoals de naam doet vermoeden zwaait zijn een draad met aan het einde een kleverige druppel rond als een mot komt aanvliegen. Zij lokt mannelijke motten met een feromoon (geurstof) dat een vrouwtjesmot ook verspreidt als zij wil paren. Als de mot tegen de draad aanvliegt blijft die even plakken en dat is genoeg voor de spin om hem te grijpen De valdeurspin zit verborgen in een hol dat met een klep is afgesloten. Als er een prooi over de gespannen struikeldraad loopt werpt de spin de deur open en grijpt het slachtoffer. Naast het platte wielweb zijn er ook nog ander ruimtelijke webben zoals die van de hangmatspinnen (Linyphiidae) en kogelspinnen (Theridiidae). De kogelspin maakt een rommelig ruimtelijk web waarin de prooi verstrikt raakt als deze er doorvliegt of er inspringt. De hangmatspinnen hangen alle onderste boven onder de geconstrueerde hangmat. Er boven zijn niet kleverige draden geweven. Een prooidier dat er in geraakt, valt dan naar beneden op de hangmat waar de spin het overmeestert. |
|
|
Ruimtelijk web van de kogelspin Latrodectus |
Hangmatweb van de trechterspin Agelena |
Naast het platte wielweb zijn er ook nog ander ruimtelijke webben zoals die van de hangmatspinnen (Linyphiidae) en kogelspinnen (Theridiidae). De kogelspin maakt een rommelig ruimtelijk web waarin de prooi verstrikt raakt als deze er doorvliegt of er inspringt. De hangmatspinnen hangen alle onderste boven onder de geconstrueerde hangmat. Er boven zijn niet kleverige draden geweven. Een prooidier dat er in geraakt, valt dan naar beneden op de hangmat waar de spin het overmeestert. Schuilplaats De wolfspin gebruik haar web alleen voor het maken van een cocon en voor de bekleding van haar schuilplaats. |
|
Ruimtelijk web van de hangmatspin Frontinella. Een mat met daarboven allemaal vertikale draden. De spin wacht onder de mat tot een ongelukkig insect in de draden vliegt en naar beneden tuimelt |
Oxyopes quadrifasciatus met veiligheidslijn |
Veiligheidslijn Op een dauwige ochtend kan je deze draden vaak herkennen. |
Cocons Alle spinnen gebruiken de zijde voor de beveiliging en verpakking van hun eitjes. Een cocon bestaat uit verschillende lagen die verschillen per spinnensoort. De ene laag bevat antischimmel eigenschappen, de andere is waterafstotend of gewoon stevig om de cocon tegen mechanische beschadiging te beschermen. De buitenste laag kan of een camouflerende bruine kleur hebben, of wollig zodat de spin het goed kan beetpakken of zoals bij de piraatspin Ero om de cocon op te hangen en te beschermen |
|
Opvallende cocon van de piraatspin Ero. Het lijkt wel omwonden met koperdraad. |
Robertus lividus maakt een cocon voor haar eitjes |
Jongen die uit de eitjes komen |
|
De tentspin Cyrtophora exanthematica die een heel relaxte schuilplaats maakt. | Lampona cylindrata bewaakt haar eitjes. |
Kleine spinnen zoals deze zakspin Clubiona, kunnen makkelijk
"balloonen". |
|
Een spin enkele seconden voordat hij aan zijn draden de lucht in vliegt. Foto Hans Jonkman |
Ed Nieuwenhuys, 24 maart 2023
11 mei 2013, 30 augustus 2008, jan 2004, maart 1999